Hoe arm is die zzp’er nou eigenlijk?

Hoe arm is die zzp’er nou eigenlijk?

Eind vorig jaar bracht het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) een rapport uit over de mate van armoede onder zzp’ers, die ik graag zelfstandig professionals (zp’ers) noem. Uit het onderzoek, dat in opdracht van het kabinet uitgevoerd is, blijkt dat één op de zes zp’ers onder de armoedegrens zou leven. Ze hebben niet voldoende geld voor basisbehoeften aan voedsel, kleding en wonen, plus minimale kosten voor ontspanning en sociale participatie.

Noodklok

Een zorgelijke situatie als je je bedenkt dat het aantal zelfstandigen in Nederland snel richting één miljoen groeit en er dus zo’n 150.000 mensen onder de armoedegrens leven. De noodklok wordt overigens zo’n beetje overal in Europa geluid. In Portugal, Oostenrijk en Zweden zou zelfs een kwart tot een derde van de zp’ers ‘arm’ zijn. In dat kader stuitte ik recentelijk op wetenschappelijk onderzoek van Ingemar Johansson Seva en Daniel Larsson. Zij stellen de vraag ‘zijn zzp’ers nou echt zo arm?’. Een vraag die wat mij betreft meer nuance verdient, en ik deel daarom graag de resultaten.

Het onderzoek

Seva en Larsson onderzochten het inkomen en de levensstandaarden van Zweedse werknemers en zzp’ers o.b.v. enquête data. Ook deze onderzoekers ondervinden dat zzp’ers relatief vaker een laag inkomen hebben ten opzichte van werknemers. Echter, de levensstandaard, dat is de mate waarin mensen toegang hebben tot producten en diensten, is hoger dan bij werknemers. Seva en Larsson leggen in het onderzoek uit wat hier aan de hand is.

Demografische oorzaken

Ten eerste stellen de onderzoekers dat het belangrijk is te weten dat geen appels en peren vergeleken mogen worden. Inkomensverschillen zijn veelal te verklaren door demografische factoren. Zo is niet elke zp’er zelfstandig geworden voor het geld. Veel vrouwen genieten van de flexibiliteit van het zelfstandig ondernemerschap. En oudere professionals kiezen er vaak voor vanwege de autonomie en de uitdaging. Zij hebben veelal buffers om werkeloosheid op te vangen. Ook suggereren de wetenschappers dat er bovengemiddeld veel laagopgeleiden en etnische minderheden zp’er zouden zijn, die hoe dan ook meer kans hebben op lagere inkomens. Zij zouden dan ook nog (relatief vaker dan werknemers) werkzaam zijn in industrieën die in relatief lage inkomens voorzien, zoals de landbouw en de horeca.

Als werknemers en zp’ers exact dezelfde demografische achtergrond en motivatie zouden hebben, dan zou dat de cijfers (zo goed als) in balans brengen. We kunnen dus stellen dat het feit dat je zp’er bent niet inhoudt dat je per definitie meer kans hebt om onder de armoedegrens te leven.

Hogere levensstandaard

Maar toch, cijfers zijn cijfers. Hoe kunnen zp’ers, die gemiddeld dus een lager inkomen hebben, dan toch een hogere levensstandaard hebben? Dat wijten de wetenschappers voornamelijk aan een dataprobleem. In het beste geval kunnen dit soort onderzoeken uitgaan van belastinggegevens van vele mensen. Bij een steekproef zijn er niet altijd voldoende zp’ers om betrouwbare cijfers te verkrijgen. Bij enquêtes zijn zp’ers notoire onderschatters van hun inkomen.

Daarnaast is het inkomen van een zp’er wisselend en onregelmatig. Ik refereerde in een eerder artikel al naar de buffers die zp’ers vaak opbouwen om werkloosheid of arbeidsongeschiktheid op te vangen. Vanzelfsprekend wordt het gebruik van zo’n buffer niet als inkomen gezien, maar het betekent ook niet dat je niet kunt rondkomen. Daarnaast hebben zelfstandig professionals meer dan werknemers de kans ‘ongerapporteerd inkomen’ te verwerven, door bijvoorbeeld zwart te werken. Tot slot hebben zp’ers de mogelijkheid om kosten voor hun bedrijf af te trekken. De telefoon, computer of auto die ze via hun bedrijf betalen/financieren kunnen ze ook privé gebruiken. Dat is weliswaar geen inkomen, maar verhoogt wel de levensstandaard. 

Armoede onder werknemers structureler

Wat de wetenschappers toevoegen (maar niet toetsen) is dat het armoedeprobleem onder werknemers nog wel eens structureler kan zijn. Zij zouden mogelijk vaker in een vicieuze cirkel van armoede kunnen blijven, terwijl zelfstandigen van nature meer geneigd zijn om hun lage inkomen te lijf te gaan met het uitbreiden van hun werkzaamheden en/of klantenkring.

Zp’er als probleemgeval?

Ondanks dat deze onderzoeksgegevens Zweden betreffen, denk ik dat de paralellen naar Nederland niet onterecht zijn. Vanzelfsprekend kunnen we niet ontkennen dat er zp’ers zijn die in zwaar economisch weer verkeren. Maar net zoals bij vele andere beleidszaken omtrent zp’ers, kunnen deze professionals niet over één kam geschoren worden, zo stelt ook het onderzoek van het SCP. Het SCP bevindt bijvoorbeeld dat 32% van de rechthebbende zp’ers geen huurtoeslag aanvraagt en 20% geen zorgtoeslag. In feite zou een goed toeslagenbeleid voor zp’ers al een groot verschil kunnen maken.

Als armoede vooral te wijten is aan opleidingsniveau en de industrie waarin gewerkt wordt, dan kan niet zomaar gesteld worden: ‘de zp’er is arm’. Als de professional voldoende buffer heeft om 2 jaar te overbruggen, dan heeft het geen zin om hem als ‘arm’ te bestempelen als hij een jaar niet werkt. Ik kan dan ook alleen maar pleiten voor het gebruik van bredere indicatoren dan inkomen voordat de zp’er zomaar bestempeld wordt als probleemgeval van de samenleving. Neem de praktijk in beschouwing bij het maken van beleid.

Bart van der Geest